D.A. Flentrop
Bouw – 1952
Schoonmaak/intonatie – 1986
Restauratie (herstel en onderhoud, restauratie
windladen) – 2014
Mechanische sleepladen
Hoofdwerk
1. Quintadeen 16’
2. Prestant 8’
3. Roerfluit 8’
4. Octaaf 4’
5. Gedekt Fluit 4’
6. Nasard 2 2/3’
7. Octaaf 2’
8. Mixtuur V-VI
9. Trompet 8’
Pedaal
10. Prestant 16’
11. Octaaf 8’
12. Octaaf 4’
13.Nachthoorn 2’
14. Mixtuur IV
15. Schalmei 4’
16. Bazuin 16’
Borstwerk
19. Prestant 2’
20. Fluit 4’
21. Eikenfluit 8’
22. Cymbel II
23. Octaaf 1’
24. Gemshoorn 2′
27. Regaal 4’
Rugwerk
28. Prestant 4’
29. Quintadeen 8’
30. Holpijp 8’
31. Quint 1 1/3’
32. Octaaf 2’
33. Roerfluit 4’
34. Dulciaan 8′
35. Sesquialter II disc.
36. Scherp IV
Koppels
25. Hoofdwerk – Rugwerk
26. Hoofdwerk – Borstwerk
17. Pedaal – Hoofdwerk
18. Pedaal – Borstwerk
18a. Pedaal – Rugwerk (toegevoegd in 2014)
37. Cymbelster
Manuaalomvang C-f’’’
Pedaalomvang C-f’
Het orgel van Doetinchem, opgeleverd in 1952, geldt officieel als een monument. Niet zo heel veel na-oorlogse orgels hebben die status; het is dus een heel bijzonder orgel. De opzet van het instrument laat een principiële breuk zien (én horen!) met de wijze waarop in de voorafgaande halve eeuw in Nederland orgels waren gebouwd. Tot het bombardement dat op 21 maart 1945 de kerk in de as legde, heeft men in Doetinchem gezongen bij de klanken van een orgel waarvan de geschiedenis terugging tot in de 17e eeuw. Het huidige orgel werd in gebruik genomen op 16 december 1952, zeven en en half jaar na het bombardement.
Het elan waarmee gewerkt is, moet ongelooflijk zijn geweest: een hele kerk moest opnieuw uit het niets ontstaan en worden ingericht in een tijd waarin materiaal niet in overvloed aanwezig was. Bij dat elan hoorde dat men niet eenvoudigweg weer opbouwde wat verloren was gegaan, maar dat men ook nieuwe idealen werkelijkheid liet worden. En zo ging het ook met het orgel: het zou gebouwd worden volgens de nieuwste inzichten en het zou aanzienlijk groter worden dan het verloren gegane instrument. Een orgel bouwen volgens de nieuwste inzichten betekende dus aansluiting zoeken bij de orgelbouw uit de barok (men koos de Noord Duitse barok-orgels als voorbeeld) en bij wat er sinds de jaren ’30 in Scandinavië op orgelbouw-gebied gebeurde. De vormgeving van de kas(sen) van het nieuwe orgel en de ornamentiek kregen een karakter dat deels modern en deels traditioneel georiënteerd was. Het zou goed kunnen zijn dat men de herinnering aan het oude orgel zo nog enigszins levend heeft willen houden.
Wat in de Catharinakerk van Doetinchem in 1952 is verrezen, is in elk opzicht een monumentaal orgel. Dat is in de eerste plaats de verdienste van de orgelbouwer Dirk Andries Flentrop. Flentrop had de in Zaandam sinds 1903 gevestigde orgelmakerij van zijn vader voortgezet. Hij slaagde erin zich, na een leertijd in Scandinavië, na de oorlog te ontwikkelen tot de leidende Nederlandse orgelbouwer. In het orgel van Doetinchem zijn alle idealen werkelijkheid geworden waarvan organisten en orgelbouwers na de oorlog droomden. Ze zijn bovendien compromisloos en op het hoogste niveau gerealiseerd.
Daardoor dwingt het orgel niet alleen groot respect af, maar overtuigt het ruim 60 jaar na de bouw nog steeds elke bespeler en elke luisteraar! Het is overigens niet alleen D.A. Flentrop die lof toekomt. De kas werd getekend door architect J.G.A.Heineman (Velp) en gemaakt door de firma Bussink & Graffelman (Doetinchem), het snijwerk door de firma Jacobs (Leeuwarden).
Over de opzet van het orgel werd door Flentrop uitvoerig gediscussieerd met orgeladviseur Dr.H.L.Oussoren, en de uiterst artistieke intonatie verzorgde zijn hoofd-intonateur R. Schreutelkamp. En ook de toenmalige organist van de Catharinakerk, Sjoerd Mook heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld.
De grote kwaliteit van het orgel werd in 1952 onmiddellijk herkend. Coryfeeën als Gustav Leonhardt en Anton Heiller schrijven brieven aan Flentrop waarin ze het instrument de hemel in prijzen.
Aan het begin van de 21e eeuw werd duidelijk dat het orgel gerestaureerd zou moeten worden. Er was op onderdelen sprake van slijtage en de verwarming had grote uitdrogingsschade veroorzaakt. Het orgel is daarom uit elkaar genomen en in de werkplaatsen van de oorspronkelijke bouwer, Flentrop Orgelbouw, geheel hersteld. Bij deze werkzaamheden heeft het grootste respect voor het instrument vooropgestaan. Het is dus als monument behandeld; er is uitgegaan van de denkwijze van 1952 en niet geprobeerd het orgel een beetje een 2014-gezicht te geven. De winddruk van het hoofdwerk, die iets veranderd was sinds 1952, is naar de oorspronkelijke situatie teruggebracht. De tijdens de ambtstermijn van organist Roel Smit aangebrachte cymbelster heeft een nieuwe bediening gekregen en op verzoek van organiste Annelies Slöetjes is een koppel pedaal-rugwerk toegevoegd. Adviseur was Theo Jellema (Leeuwarden). Verantwoordelijk namens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed was dhr. Rudi van Straten.
(Tekst: Theo Jellema, overgenomen van de site van Flentrop Orgelbouw )